6

 

Perez besloot te voet naar het huis van Kenny Thomson te gaan. Omdat hij moe was en een duffe kop had, dacht hij dat een wandeling hem goed zou doen. Skoles was een echte boerderij geworden. Sinds Kenny al het land in de buurt had opgekocht, had hij meer schapen dan hij voor zijn zelfvoorziening nodig had. Hij hield zelfs koeien in een veldje bij het huis. Maar alles ging nog op de ouderwetse manier. Dat kon Perez wel waarderen. Een veldje met aardappelplanten, die net opkwamen, in rechte rijen, en een veldje met koolrapen. Veel mensen verkochten een deel van hun land aan mensen die een nieuw huis wilden laten neerzetten, maar blijkbaar had Kenny daar nooit iets in gezien.

Perez probeerde zich te herinneren wanneer hij Kenny voor het laatst gesproken had. Hij wist het niet meer. Misschien had hij hem nog in de stad gezien, was hij hem in Sumburgh tegengekomen, of in de bar op de ferry.

Kenny was meer dan een vage kennis. In het jaar dat Jimmy Perez zestien werd, was Kenny de hele zomer op Fair Isle geweest en hadden ze samen in de bouw gewerkt. In die tijd werd de North Haven aangelegd. Kenny was als opzichter aangesteld en Perez werkte onder hem. Het was zijn eerste echte vakantiebaantje. Hij kon zich nog levendig de blaren en de rugpijn voor de geest halen, en het gemak waarmee Kenny, die twintig jaar ouder was dan hij, onder elke arm een butagasfles nam en de eilanders hielp spullen aan land te brengen. Ook kon hij dag in dag uit in hetzelfde tempo doorwerken zonder moe te worden. Destijds was hij nog slank en had hij een donkere bos haar.

Aanvankelijk had Kenny zijn intrek genomen in de Observatory, het pension bij het vogelreservaat, maar na een paar weken was hij iets zuidelijker gaan zitten en bij de familie Perez ingetrokken. Dat was wel wat verder bij zijn werk vandaan, maar hij voelde zich tussen al die vogelaars niet op zijn gemak. Bovendien vond hij het een prettig idee dat de familie er nog wat geld aan overhield. ’s Avonds na het douchen schoof hij dan bij het gezin aan tafel. ‘Van Kenny hebben we helemaal geen last,’ zei Perez’ moeder altijd, en dat was ook zo. Hij liep niet in de weg, was zeer attent, dekte de tafel en hielp haar na het eten met de afwas. Een perfecte gast.

Perez probeerde zich te herinneren waar ze met z’n tweeën zoal over spraken tijdens het wegscheppen van de modder en het aanmaken van cement. Kenny had niet veel over zichzelf verteld, maar vooral de verhalen van Perez aangehoord, over diens plannen voor een vervolgopleiding en hoe vervelend hij het op school had gehad. Heel soms vertelde Kenny iets over zijn leven in Biddista en over de andere bewoners daar. Was ik eigenlijk wel in zijn verhalen geïnteresseerd? vroeg Perez zich af. Kenny was in zijn ogen een saaie man van middelbare leeftijd, een pietje-precies. Hij was toen al getrouwd met Edith, die hij in Skoles had achtergelaten en die voor Kenny’s vader zorgde, die toen nog leefde. Kenny had het weleens over Edith gehad, maar nooit met veel liefde. Het was vast niet gemakkelijk voor haar geweest, dacht Perez, om voor een oude man te zorgen die niet eens directe familie van haar was. Kenny had wel wat meer dankbaarheid mogen tonen.

Plotseling moest hij denken aan een feestje in het gemeenschapshuis van Fair Isle. Een zogeheten terugkeerbruiloft: iemand van het eiland had op het vasteland verkering gekregen, was daar met haar getrouwd, ging toen met zijn vrouw op Fair Isle wonen en deed de bruiloft daar nog eens dunnetjes over. De bruid droeg een lange witte trouwjurk en had een boeketje in de hand, waarschijnlijk precies zoals bij de Engelse plechtigheid. Het hele eiland was uitgenodigd en iedereen bleef eten. Daarna werd er gedanst. Perez had Kenny nog een eightsome reel met zijn moeder zien doen, een Schotse dans, waarbij hij haar zwierig had opgetild en ze het uitgierde van pret. Zijn vader had nogal ontstemd toegekeken. Misschien had Kenny toen wat te diep in het glaasje gekeken. Zelf had Perez toen ook flink wat gedronken, dus het kon zijn dat zijn geheugen op dit punt niet helemaal betrouwbaar was. Kort na het feest was Kenny naar de Observatory gegaan en daar gebleven. Toen Perez hem naar de reden vroeg, had hij een nietszeggend antwoord gegeven: ‘Omdat dat me nu beter uitkomt.’

 

Bij Kenny’s huis aangekomen, klopte Perez op de keukendeur en wachtte tot er werd opengedaan. In het huis bleef alles stil. Hij vroeg zich net af of hij zomaar naar binnen kon gaan, toen Kenny achter hem opdook. Hij had een schurftig hondje bij zich, dat geen enkel geluid maakte.

‘Ik was al naar je op zoek,’ zei Kenny. ‘Sandy zei dat hij jou had gebeld. Ik dacht dat ik ondertussen wel wat nuttigs kon gaan doen. Aan het eind van de week willen we de schapen scheren.’

‘Ga gerust door met waar je mee bezig was, dan kunnen we ondertussen wel praten.’

‘Nee, ik was net toe aan een kop koffie. Jij ook?’

De keuken zag er netter uit dan in de meeste boerderijen waar Perez was geweest. Kenny trok zijn werkschoenen uit en liep op kousen verder. Voordat Perez naar binnen ging, controleerde hij of zijn schoenen niet vies waren. De keuken was vierkant, met een tafel in het midden en een paar gemakkelijke stoelen bij het Rayburn-fornuis. Perez vermoedde dat de op maat gemaakte kastjes en het keukenblad het werk van Kenny waren, maar Edith had waarschijnlijk gezegd hoe het eruit moest komen te zien. In de vensterbank stond een vaas met koekoeksbloemen; de donkerroze tinten kleurden mooi bij het motiefje in de muurtegels. Alles was zorgvuldig uitgedacht en netjes neergezet. De ontbijtspullen, die nog onafgewassen op het aanrecht stonden, vormden de enige uitzondering hierop.

Kenny zag waarschijnlijk dat Perez ernaar keek. ‘Dat was ik nog wel af voordat Edith thuiskomt,’ zei hij. ‘Dat is wel het minste wat ik kan doen, want zij moet de hele dag werken. Is oploskoffie goed? Edith heeft liever echte koffie. Van Ingirid heeft ze met de kerst zo’n modern koffiezetapparaat gekregen, maar ik vind het altijd een beetje bitter smaken.’

‘Oploskoffie is prima,’ zei Perez. ‘Kies jij maar.’ Eigenlijk had hij zin in een lekkere sterke espresso, maar hij vond het ongepast daar om te vragen. Hij wachtte met vragen stellen tot Kenny bij hem aan de keukentafel kwam zitten.

‘Hoe laat heb je hem gevonden?’

Kenny dacht na. Hij deed alles altijd langzaam en weloverwogen. Behalve dansen, dacht Perez, en hij moest weer aan het voorval in het gemeenschapshuis van Fair Isle denken. Kenny was een wilde danser geweest.

‘Waarschijnlijk rond tien over negen vanmorgen. Edith is om en nabij halfnegen naar haar werk gegaan en ik wilde de koolrapen gaan uitdunnen, want zulk mooi weer tref je niet vaak, zelfs niet in de zomer.’ Hij glimlachte. ‘Eigenlijk wilde ik gaan vissen. Als ik dan met een koolvis of een makreeltje was thuisgekomen, hadden we vanavond kunnen barbecueën.’

Perez knikte. ‘Ik weet dat je zijn gezicht niet hebt gezien, maar heb je enig idee wie die man zou kunnen zijn? We hebben hem nog niet kunnen identificeren.’

Weer dacht Kenny een ogenblik na. ‘Nee. Ik heb hem nooit eerder gezien.’

‘Maar misschien heb je een vermoeden?’

‘Bella hield weer eens een feestje in het Herring House. Het stikte er van de vreemdelingen.’

Dat viel wel mee.

‘Ik heb je daar niet gezien, Kenny. Bella nodigt toch altijd iedereen in Biddista uit? Ik dacht dat jij haar belangrijkste inspiratiebron was.’

Kenny had een bruin, verweerd gezicht, dat even een kwajongensachtige grijns vertoonde. ‘Dat beweert ze wel in de media, ja. Heb je die documentaire over Roddy en haar gezien? Je moet nooit geloven wat ze op tv laten zien. Ze zijn toen met hun camera’s helemaal naar Biddista gekomen, en hebben me een dag lang op de voet gevolgd. Als je hen mocht geloven, was ik een of andere grootgrondbezitter, een soort landheer.’ Het water begon te koken. ‘Laat je niks wijsmaken, Jimmy. Bella Sinclair heeft zich altijd beter gevoeld dan de rest. Dat was al zo toen we nog op school zaten en ze in een huurhuisje aan zee woonde. Maar ze kon altijd heel goed tekenen, als kind al. Het was net of ze de wereld met andere ogen bekeek dan de rest.’

‘Weet je of er vannacht mensen in de Manse zijn blijven slapen?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Zoals ik net al zei, Jimmy, we zien Bella de laatste tijd eigenlijk niet zo vaak. Dus we weten het niet. Volgens mij blijven er niet meer zoveel mensen slapen als vroeger, toen er altijd vreemd volk bij haar over de vloer kwam. Ook toen al voelde ze zich ver boven de rest van Biddista verheven. Misschien is ze eindelijk volwassen geworden en hoeft niet iedereen constant te roepen hoe geweldig ze wel niet is.’

‘Roddy was ook in het Herring House.’

‘Dan zal hij wel bij haar zijn blijven slapen. Uit nood, tot hij iets beters heeft.’

‘Vind je hem niet aardig?’

Kenny haalde zijn schouders op. ‘Het is een over het paard getild ventje. Niet dat hij daar wat aan kan doen.’

‘Omdat hij toch op het Sint-Magnusfestival in Kirkwall moest optreden, heeft Bella hem overgehaald hiernaartoe te komen om bij de opening van de expositie te komen spelen.’

‘Muziek maken kan hij wel,’ zei Kenny. ‘Zoals zij ook heel mooie dingen maakt. Maar ik weet niet of dat een reden is om zo met mensen om te gaan. Roddy trok vroeger altijd veel met mijn kinderen op wanneer hij bij Bella logeerde. Hij was wel wat jonger dan ze, maar ondanks dat speelde hij altijd ontzettend de baas. Later heeft hij een tijdje verkering gehad met mijn Ingirid, maar op een bepaald moment heeft hij haar aan de kant gezet. Ze was een week lang in tranen. Ik vond dat ze beter af was zonder hem.’

‘Ik weet alleen maar wat er in de pers over hem geschreven wordt.’

‘Nou,’ zei Kenny, ‘dan weet je maar de helft. Zelfs toen hij nog op school zat, was het al een wild figuur. Veel drank. En ook drugs, zeggen mijn kinderen.’

Perez merkte dat hij graag wilde horen hoe Roddy zich zoal misdragen had. Waarschijnlijk had dat niets te maken met de dood van de zonderlinge Engelsman, maar iedereen op Shetland was in de ban van Roddy Sinclair. Door zijn faam hadden de eilanden een zekere glamour gekregen.

‘Toen ik op de heuvel achter het huis stond,’ zei Kenny, ‘heb ik wel iemand van het feestje zien weggaan. Iemand die in het zwart gekleed was. Ik vraag me af of dat misschien die vent in de schuur geweest kan zijn.’

‘Hoe laat was dat?’

Weer viel er een stilte. Gepeins. ‘Halftien? Misschien iets later.’

Dat kwam overeen met het tijdstip waarop de Engelsman was verdwenen. ‘Is hij in een auto gestapt?’

‘Nee, hij liep niet naar de parkeerplaats, maar kwam deze kant op, in de richting van de Manse. Ik stond er een heel eind vanaf, dus ik durf er geen eed op te doen dat hij het was. Hij had er flink de vaart in, die man. Hij rende alsof de duivel hem op de hielen zat.’

Niet de duivel, dacht Perez, maar ik. Ik ging ervan uit dat hij naar de grote weg was gelopen. Als ik beter had gezocht, had ik hem gevonden. Waarom was hij deze kant op gegaan? Als hij bij het strand vandaan was gelopen, in de richting van de Manse en Skoles, hoe wist hij dan, met die strop bij zich, welke weg hij moest nemen om bij de schuur te komen? Toen bedacht hij dat de man doodsbang was geweest om alleen gelaten te worden. Misschien zat er iemand achter hem aan.

Perez merkte dat Kenny graag weer naar buiten wilde. Bovendien had hij zelf geen vragen meer. Hij wist dat er later nog wel andere vragen beantwoord zouden moeten worden. Soms schrok hij midden in de nacht wakker omdat hem weer een paar vragen te binnen waren geschoten.

Hij bleef in de tuin staan wachten tot Kenny zijn werkschoenen had aangetrokken.

‘Zou Edith die man gezien hebben?’ Het drong opeens tot hem door dat ze vanuit het huis misschien een beter zicht op de weg had gehad.

Kenny, die gehurkt zijn veters aan het strikken was, keek hem met toegeknepen ogen aan. ‘Ze heeft hem niet gezien. Dat heb ik al aan haar gevraagd.’

‘Zijn jullie vanavond allebei thuis, voor het geval ik nog iets te vragen heb?’

Kenny kwam overeind. ‘We zijn altijd wel in de buurt. Maar wij hebben verder niets te melden.’

Toen Perez terugliep naar het strand, was het gekrijs van de drieteenmeeuwen bij de klippen steeds beter te horen. Hij had een beetje last van hoogtevrees. Vroeger, op Fair Isle, als andere kinderen langs de rotsen naar beneden klauterden, durfde hij niet eens bij de rand te komen. Maar hij vond het wel fijn om de klippen vanaf het strand te bekijken, vooral in deze tijd van het jaar, in het broedseizoen, wanneer de vogels elkaar verdrongen om een plekje op de rotswand te bemachtigen. Het was nu waarschijnlijk vloed, want het water kwam bijna tot aan de boten die op het strand waren getrokken. Terwijl hij naar Sandy liep, zag hij een Range Rover aankomen.

Het was dokter Sullivan, die oorspronkelijk uit Glasgow kwam. Het was een jonge, slimme vent die verliefd was geworden op een vrouw uit Shetland en zoveel van haar hield dat hij met haar mee naar het noorden was gegaan, toen ze zoveel heimwee kreeg dat ze het in de stad niet meer uithield. Het gerucht ging dat hij met gemak specialist had kunnen worden, maar dat hij die kans had laten schieten door plattelandsdokter te worden. Wat romantisch! Het gerucht ging. Allemaal verhalen, dacht Perez. We krijgen ze allemaal met de paplepel ingegoten, maar wie weet wat ervan waar is?

Sullivan zelf had blijkbaar niet het gevoel een groot offer gebracht te hebben, want hij stapte fluitend uit de auto en keek hen breed glimlachend aan. ‘Sorry dat jullie zo lang moesten wachten, heren. Bij een vrouw in Whiteness kwamen de weeën toch sneller op gang dan verwacht, zodat ze thuis moest bevallen. Ze heeft een schattig dochtertje gekregen!’

Perez vroeg zich af of de man ’s winters ook zo vrolijk was. Sommige nieuwkomers konden niet tegen de eindeloze nachten en de wind. Nu werd het ’s nachts bijna niet donker, maar straks werd het herfst en dan zou het vaak stormen. Perez hield van de grote verschillen tussen de seizoenen, maar niet iedereen was daar blij mee.

Nadat Sullivan vanuit de deuropening een blik op het lijk had geworpen, liep hij terug naar zijn auto om een sterke zaklantaarn te halen. Hij scheen ermee door de schuur en vond een houten trapje dat aan een paar spijkers aan de muur hing. ‘Mag ik dat trapje gebruiken? Dan kan ik het beter zien.’

Perez knikte. Als het hier om moord ging, was het nog maar de vraag of de technische recherche uit Inverness vandaag nog kon overkomen. Het leek hem het best om alvast zo veel mogelijk informatie in te winnen. ‘Probeer verder zo weinig mogelijk aan te raken.’

De dokter had het trapje uitgeklapt en stond nu op gelijke hoogte met het slachtoffer. Met zijn zaklantaarn bekeek hij de nek van de man.

‘Iets bijzonders?’

‘Misschien, maar dat kan ik nog niet met zekerheid zeggen. Zo te zien is hij door verwurging om het leven gekomen, maar dat komt wel vaker voor bij mensen die zich hebben verhangen. Meestal breken ze hun nek niet, zeker niet als ze maar zo’n klein eindje vallen.’ Hij ging een paar treden lager staan. ‘Als ik moest gokken, zou ik zeggen dat hij is gewurgd en dat hij al dood was voordat hij werd opgehangen. Kijk maar, het is heel dik touw, maar hier in zijn nek zitten sporen die een heel andere hoek laten zien. De sporen die het touw heeft achtergelaten, komen niet overeen met die dunnere sporen.’ Hij stond weer op de grond. ‘Toch zou ik er graag een collega bij halen voordat ik definitief kan zeggen dat het hier om moord gaat, inspecteur. Ik ben nieuw hier. Ik zet mezelf liever niet meteen voor schut.’

‘Maar u denkt dus dat hij geen zelfmoord heeft gepleegd?’

‘Zoals ik al zei, inspecteur, als ik moest gokken, zou ik zeggen dat hij al dood was voordat hij werd opgehangen. En als ik hier op eigen terrein was, zou ik minder twijfelen. Maar dat is dus niet het geval, zodat ik pas uitsluitsel durf te geven nadat een collega met meer ervaring er ook naar gekeken heeft.’

Perez keek op zijn horloge. Als het om moord ging, moest hij het rechercheteam uit Inverness inschakelen, dat vandaag dan nog met het laatste vliegtuig hiernaartoe moest komen. Dat kon nog wel, maar veel tijd was er niet meer. ‘Wanneer kan die collega hier zijn?’

‘Over een uur.’

Perez knikte. Hij hoopte dat het om een moord ging. Vanwege de opwinding en de spanning, want daar was het hem allemaal om te doen geweest toen hij bij de politie ging. En zo vaak gebeurde zoiets niet op Shetland. Bovendien, als de man geen zelfmoord had gepleegd, hoefde Perez zich niet langer schuldig te voelen, want dan viel hem immers niets te verwijten.

 

 

 

 

Witte nachten
titlepage.xhtml
Witte nachten-ebook_split_000.xhtml
Witte nachten-ebook_split_001.xhtml
Witte nachten-ebook_split_002.xhtml
Witte nachten-ebook_split_003.xhtml
Witte nachten-ebook_split_004.xhtml
Witte nachten-ebook_split_005.xhtml
Witte nachten-ebook_split_006.xhtml
Witte nachten-ebook_split_007.xhtml
Witte nachten-ebook_split_008.xhtml
Witte nachten-ebook_split_009.xhtml
Witte nachten-ebook_split_010.xhtml
Witte nachten-ebook_split_011.xhtml
Witte nachten-ebook_split_012.xhtml
Witte nachten-ebook_split_013.xhtml
Witte nachten-ebook_split_014.xhtml
Witte nachten-ebook_split_015.xhtml
Witte nachten-ebook_split_016.xhtml
Witte nachten-ebook_split_017.xhtml
Witte nachten-ebook_split_018.xhtml
Witte nachten-ebook_split_019.xhtml
Witte nachten-ebook_split_020.xhtml
Witte nachten-ebook_split_021.xhtml
Witte nachten-ebook_split_022.xhtml
Witte nachten-ebook_split_023.xhtml
Witte nachten-ebook_split_024.xhtml
Witte nachten-ebook_split_025.xhtml
Witte nachten-ebook_split_026.xhtml
Witte nachten-ebook_split_027.xhtml
Witte nachten-ebook_split_028.xhtml
Witte nachten-ebook_split_029.xhtml
Witte nachten-ebook_split_030.xhtml
Witte nachten-ebook_split_031.xhtml
Witte nachten-ebook_split_032.xhtml
Witte nachten-ebook_split_033.xhtml
Witte nachten-ebook_split_034.xhtml
Witte nachten-ebook_split_035.xhtml
Witte nachten-ebook_split_036.xhtml
Witte nachten-ebook_split_037.xhtml
Witte nachten-ebook_split_038.xhtml
Witte nachten-ebook_split_039.xhtml
Witte nachten-ebook_split_040.xhtml
Witte nachten-ebook_split_041.xhtml
Witte nachten-ebook_split_042.xhtml
Witte nachten-ebook_split_043.xhtml
Witte nachten-ebook_split_044.xhtml
Witte nachten-ebook_split_045.xhtml
Witte nachten-ebook_split_046.xhtml
Witte nachten-ebook_split_047.xhtml
Witte nachten-ebook_split_048.xhtml
Witte nachten-ebook_split_049.xhtml